Samen delen, samen spelen

Mijn zoon is wat je noemt een slechte eter. Maar eigenlijk slaat die term nergens op, want hij is een fantastische eter. Geef hem heel cliché een bord patat, poffertjes, pizza, koek of snoep en hij heeft het op voor je met je ogen kunt knipperen.

Hij is zo geboren. Ik heb mijn beide kinderen exact hetzelfde eten voorgeschoteld en de oudste lust zo’n beetje alles, is dol op fruit, eet fluitend haar groente op en is altijd in voor nieuwe gerechten. De jongste daarentegen spuugde toen hij zes maanden oud was met een vies gezicht zijn fruit- en groentehapjes uit en dit is eigenlijk nooit meer goed gekomen.

Met een debiel gezicht en een zoemend geluid net doen alsof de lepel een vliegtuig is die naar binnen wil vliegen. Negeren. Het kind betrekken bij de voorbereiding van de maaltijd. De tafel extra mooi dekken en een gezellig sfeertje creëren: eten moet leuk zijn. Kleine porties aanbieden. Rust en regelmaat. Niet dwingen. Op zijn niveau uitleggen waarom het eten van fruit en groente belangrijk is. Zeer veel geduld hebben. Je geduld verliezen en boos worden. Proberen over te halen met een lekker toetje. Het internet afstruinen voor tips. Lezen dat het niet goed is om het kind proberen over te halen met een lekker toetje. Erachter komen dat sommige tips echt belachelijk zijn. Deze tips na een paar dagen toch maar proberen. Erachter komen dat je eerste ingeving juist was: de tips zijn belachelijk.
 
Twee jaar geleden zei mijn man: ‘Ach, het is een jongen, dat komt wel goed. Wij mannen lusten alles, over een paar jaar zit hij als een uitgehongerd paard aan tafel en zijn de pannen vol rijst, pasta en stamppotten niet aan te slepen.’ Nu zegt mijn man: ‘Eén hapje… Neem één hapje… Eén hapje maar.’

Groot was mijn verbazing dan ook toen zoonlief gisteren plotseling zijn bord leeg had gegeten. Niet alleen de gebakken aardappels. Nee, ook de stukjes komkommer, paprika en vlees. Hoe kan dat? Ik stond in de keuken, ik liep terug de woonkamer in… en… Oké, hier klopt iets niets. Argwanend bekijk ik zijn gezichtje. Hij ziet er trots uit. Ik werp zo onopvallend mogelijk een blik op de vloer. Leeg. En zijn stoel dan? Ook geen etensresten te bekennen. In zijn wangen? Ze zijn best bol, maar niet boller dan normaal.

Ik kan het bijna niet geloven, maar het is toch echt zo. Hij heeft voor het eerst zijn bord leeggegeten. ‘Wat knap van je, lieverd,’ kir ik met een hoog overdreven stemmetje waar niet-moeders en wellicht ook sommige wel-moeders spontaan braakneigingen van krijgen.

Als de kinderen op bed liggen, raap ik hun rommel die ze zonder al te veel inspanning over de gehele woonkamer hebben verspreid, zuchtend op. En dat zie ik het… in de hoek van de kamer ligt zijn knuffelkonijn. In zijn mond zitten komkommerstukjes, in zijn hand liggen gele stukjes paprika, onder zijn shirtje zie ik stukjes kip.
Ik loop naar de kamer van mijn zoontje toe. Hij is nog wakker, want ik hoor hem zingen. Klinkt best goed trouwens. Met het ranzige konijn in mijn handen loop ik zijn kamer in. ‘Mag dit?’ zeg ik en mijn ogen spreken boekdelen. Ik laat het vieze konijn demonstratief voor zijn ogen bungelen.
‘Konijn had honger,’ zegt hij. ‘En jij zegt altijd: samen delen, samen spelen.’ Hij draait zich om en trekt zijn deken iets meer naar zich toe. ‘Ik denk dat konijn het niet zo lekker vond. Ik vind het ook niet zo lekker namelijk.’

Reactie toevoegen